In 1935 begint Sonja Ferlov Mancoba met het maken van sculpturen. Schilderen wordt dan een secundaire bezigheid. Ze creëert haar sculpturen in klei en gips. Ingetogen vormen met vloeiende lijnen domineren haar oeuvre. Een terugkerend motief in het werk van Ferlov Mancoba is het masker. Al vroeg in haar jeugd komt ze hiermee in aanraking door de grote collectie figuren en maskers uit Afrika van een vriend van de familie. Dit is bijvoorbeeld te zien in het werk Mask (Table Mask/Birth of the Mask) (1965-75). De gipsen versie hiervan letterlijk nog als zodanig dienstgedaan in haar atelier.
In 1936 vertrekt Ferlov Mancoba naar Parijs. Hier speelt ze een cruciale rol in het contact leggen tussen de Franse avant-garde en gelijkgestemde Deense kunstenaars. Na de Tweede Wereldoorlog sluit ze zich in Denemarken aan bij kunstenaarsvereniging Høst. Via Høst raakt ze betrokken bij Cobra. Haar bijdrage is relatief beperkt, hoewel haar werk wordt afgebeeld in het Cobra-tijdschrift en een boekje aan haar gewijd wordt in de reeks Bibliothèque de Cobra. In 1952 keert ze samen met haar man Ernest Mancoba (tevens Cobra lid) voorgoed terug naar Parijs.
In contrast met de uitbundigheid en vitaliteit waar Cobra mee wordt geassocieerd, werkt Ferlov Mancoba juist soms jarenlang aan dezelfde sculptuur. Ze is intens gericht op het proces in plaats van op het eindresultaat. Haar sculpturen beschouwt ze als levende wezens die ze de wereld in stuurt als boodschappers, beschermers of krijgers die vechten tegen egoïsme en onmenselijkheid. Voor Ferlov Mancoba wijst kunst vooruit, naar een gezondere en menselijke samenleving. Ze gelooft in het maatschappelijk belang van kunst. Deze overtuiging is niet alleen gevormd door haar ervaringen van de Tweede Wereldoorlog. Ook haar ervaringen als vrouw hebben hierop invloed.