Lotti van der Gaag werd als Charlotte van der Gaag op 18 december 1923 geboren te Den Haag. Ze was actief als beeldhouwster en schilderes. Lotti was tot 1949 op de Haagse Vrije Academie en wijdde zich bijna volledig aan het beeldhouwen. Naast het beeldhouwen en later ook schilderen, is zij altijd blijven tekenen. Zij is nooit officieel lid geweest van de Cobra beweging maar zij werd door verwantschap met de kunst van Cobra wel tot de experimentelen gerekend en exposeerde met hen. Met Karel Appel en Corneille deelde zij hetzelfde atelierpand in Parijs.
Al in 1948, voordat zij de kunst van Cobra kende, begon zij op spontane wijze vreemde, soms beklemmende fantasiewezens te beeldhouwen in klei. Vooral haar reliëfs in terracotta, waarmee zij in 1949 debuteerde, en haar tekeningen vertolkten door de primitivistische inslag van de onderwerpen de mythe van Cobra. Het oeuvre van Lotti speelde een opmerkelijke rol in de informele, abstract-expressionistische kunst van na 1945 vanwege de nadruk op de ruwe materie die uit de natuurlijke vorm losbrak en de vitale expressie die verheven werd tot een doel op zich. Soms ontstonden er vreemdsoortige kruisingen tussen poliepachtige vormen van planten en dieren, die zich plotseling ontpopten als roofvogels of bosgeesten.
Eind 1950 vertrok zij naar Parijs waar zij begon te tekenen. Zij zette in zeer krachtige trant met Siberisch krijt in dikke, meestal zwarte lijnen, kinderlijke fantasiewezens op papier die refereerden aan de grote koppen met sterk benadrukte ogen van haar beelden uit deze periode. Onder invloed van haar Parijse leermeester Ossip Zadkine “brak” zij vanaf eind 1950 figuren open om ruimte toegang te geven tot het beeld. Haar plastieken evolueerden van kleine compacte figuren van klei naar meer monumentale constructies.